-
1 штрафовать
beboeten, straffen, boete opleggen -
2 frapper
frapper [fraapee]2 toeslaan→ porteII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 slaan (op) ⇒ stoten (op), kloppen (op)2 treffen ⇒ raken, verwonden4 opleggen aan ⇒ belasten, beboeten5 treffen ⇒ imponeren, frapperen♦voorbeelden:la mer frappe la falaise • de zee beukt op de rotsfrapper la monnaie • munten slaanmonnaie frappée à l'effigie du souverain • munt met de beeldenaar van de vorstv1) slaan (op), kloppen (op)2) toeslaan3) raken, treffen4) vallen (op)5) beboeten6) imponeren, frapperen7) koelen -
3 оштрафовать
vgener. beboeten, een boete opleggen -
4 штрафовать
vgener. (iem.) bekeuren, (iem.) erbij lappen (кого-л.), beboeten -
5 assess
-
6 fine
adj. mooi; (haar)fijn; mager, smal; verkozen; uitstekend; scherp; gepolijst; delicatesse; puur; elegant--------adv. tot het dunne af; mooi, goed; uitstekend--------n. (geld)boete--------v. boete geven; verfijnen, dunner makenfine1[ fajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————fine21 fijn ⇒ dun, scherp3 delicaat ⇒ fijn, goed♦voorbeelden:〈 ironisch〉 a fine friend you are! • (een) mooie vriend ben jij!fine and dandy • alles goed en wel, primathat's all very fine • allemaal goed en welfine with me • mij goed/best3 fine workmanship • goed/technisch geraffineerd vakmanschapone of these fine days • vandaag of morgena fine gentleman/lady • een hele meneer/mevrouwnot to put too fine a point/an edge on it • zonder er doekjes om te windencome to/reach a fine pass • in een lastig parket rakenthe fine points of the argument • de subtiele punten van de redeneringfine silver • zilver van hoog gehalte♦voorbeelden:1 I'm fine, thanks • met mij gaat het goed, dank je————————fine3〈 werkwoord〉1 beboeten♦voorbeelden:1 be fined £10 for smoking • £10 boete krijgen wegens roken————————fine41 fijn ⇒ goed, in orde♦voorbeelden:it suits me fine • ik vind het prima2 cut up onions fine • uien fijn/klein snipperen¶ you are cutting it fine if you want to catch your train • dat wordt erg krap als je die trein wil halen -
7 liable to a fine
liable to a fine -
8 liable
adj. schuldig; verantwoordelijke; is verantwoordelijk; verplicht; is in staat om-(meestal in negatieve zin); bestemd voor- (in negatieve zin); -staat hem te wachten[ lajjəbl]♦voorbeelden:make oneself liable to • zich blootstellen aanliable to penalty • strafbaar4 liable to colds • gauw/vaak verkouden -
9 mulct
n. rapport, boete--------v. een boete geven; smeergeld vragen[ mulkt]1 beboeten2 aftroggelen ⇒ afzetten; bezwendelen♦voorbeelden:1 John was mulcted (in) £30 • John kreeg een boete van £302 Charles was mulcted of £40 • Charles werd £40 lichter gemaakt -
10 infliger
infliger [ẽfliezĵee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:infliger une correction à un enfant • een kind straffenv1) opleggen, veroordelen (tot)2) aandoen, doen ondergaan -
11 infliger une amende
infliger une amende -
12 büßen
büßen♦voorbeelden:1 das sollst du mir büßen! • daar zul je voor boeten!etwas mit dem Leben büßen • iets met de dood (moeten) bekopen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский